Je kan verschillende krachten benoemen en omschrijven.

Je kent het symbool voor kracht en de standaard eenheid.

Je weet hoe je krachten moet tekenen; aangrijpingspunt, richting en schaal.

Je kan de drie effecten omschrijven die een kracht kan.

Je begrijpt dat een nettokracht niet een nieuwe kracht is maar dat het een optelsom is van alle krachten bij elkaar.

Je begrijpt dat een kracht een richting heeft, een positieve of negatieve richting.

Je begrijpt wat je met hefbomen kunt doen.

Je kan aan hefbomen rekenen

Je kan uitleggen hoe een evenwicht ontstaat bij een hefboom.

Je begrijpt hoe je een nettokracht kan uitrekenen.

Je weet wat het betekend wanneer je een positieve en negatieve nettokracht hebt.

Je welke twee mogelijkheden er zijn voor de beweging van een voorwerp wanneer de nettokracht gelijk is aan nul.

Je kan de gemiddelde snelheid van een bewegend voorwerp uitrekenen.

Je kan de formule voor gemiddelde snelheid herschrijven tot een formule voor afstand en voor tijd.

Je kan snelheden in km/h omrekenen naar m/s en omgekeerd.

Je weet wat reactietijd, remtijd en stoptijd is. En je weet hoe je deze kan uitrekenen.

Je weet wat reactie afstand, remafstand en stopafstand is. En je weet hoe je deze kan uitrekenen.

Je weet wat een kreukelzone is en waar deze voor dient.