Leerdoelen:
Je weet hoe een thermometer werkt.
Je weet hoe je een vloeistofthermometer kan ijken.
Je kan de werking van verschillende thermometers uitleggen.
Je weet wat luchtdruk is en in welke eenheden deze wordt gemeten.
Je weet hoe lage en hogedruk gebieden met elkaar reageren.
Bestudeer blz 132-136 (Leerboek)
Maak 5,7 en 14 (Werkboek B, paragraaf 6.1 Temperatuur) en maak 4,5,6,7,9,11,12,14-16 en 18+19 (Werkboek B, paragraaf 6.2 Luchtdruk)
Leerdoelen:
Je kan de verschillende fase van een stof benoemen.
Je kan alle faseovergangen benoemen.
Je weet hoe wolken ontstaan en wat het dauwpunt is.
Je weet hoe neerslag ontstaat.
Je kent de verschillende soorten neerslag.
Bestudeer blz 138-140 (Leerboek)
Maak 3,7,9,10,16,20-22, 26 (Werkboek B, paragraaf 6.3 Neerslag)