Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Schaduw, kernschaduw en bijschaduw, Randstraal
Je kan lichtstralen en lichtbundels tekenen en schaduwen construeren.
Je kan uitleggen wanneet een schaduw groter of kleiner wordt en van plaats verandert.
Je kan zonsverduisteringen verklaren aan de hand van schaduwen.
Lees blz. 78 en maak opdracht 7-15
Het filmpje is ter ondersteuning. Het kan dat er extra dingen worden besproken die niet binnen je eigen lesstof vallen. Maar veel van wat behandelt wordt kan je zeker gebruiken ter voorbereiding van je toets.
Lees blz. 82 en maak opdracht 16-18
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Breking, Spectrum
Je kan uitleggen en schetsen hoe een lichtstraal breekt als de lichtstraal naar een andere stof overgaat.
Je kan met spiegeling en breking uitleggen waarom je voorwerpen soms niet ziet waar ze werkelijk zijn.
Het filmpje is ter ondersteuning. Het kan dat er extra dingen worden besproken die niet binnen je eigen lesstof vallen. Maar veel van wat behandelt wordt kan je zeker gebruiken ter voorbereiding van je toets.
Lees blz. 84 en maak opdracht 20-26
Het filmpje is ter ondersteuning. Het kan dat er extra dingen worden besproken die niet binnen je eigen lesstof vallen. Maar veel van wat behandelt wordt kan je zeker gebruiken ter voorbereiding van je toets.
Lees blz. 88 en maak opdracht 28-33
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Bolle of positieve les, Holle of negatieve lens, Convergerende en divergerende werking, Brandpunt en brandpuntsafstand, Hoofdas, Beeld, Constructiestralen, Vergroting.
Je kan met een constructie de plaats en de grootte van het beeld bepalen.
Je kan de vergroting berekenen.
Je kan met een constructie het brandpunt van een lens bepalen.
Het filmpje is ter ondersteuning. Het kan dat er extra dingen worden besproken die niet binnen je eigen lesstof vallen. Maar veel van wat behandelt wordt kan je zeker gebruiken ter voorbereiding van je toets.
Lees blz. 90 en maak opdracht 34-42
Leerdoelen:
Je kent de betekenis van de volgende begrippen:
Absorberen, Hoornvlies, pupil en iris, Ooglens, netvlies en oogzenuw, Accommoderen, Bijziend, verziend en oudziend.
Je kan uitleggen welke kleur een voorwerp heeft in een bepaalde kleur licht.
Je kan uitleggen walk soort lens iemand nodig heeft om bijziendheid, verziendheid of oudziendheid te corrigeren.
Je kan met een constructie de plaats van het brandpunt van de ooglens bepalen.
Het filmpje is ter ondersteuning. Het kan dat er extra dingen worden besproken die niet binnen je eigen lesstof vallen. Maar veel van wat behandelt wordt kan je zeker gebruiken ter voorbereiding van je toets.
Lees blz. 94+96 en maak opdracht 44-56